Wij proberen op Vensterschool Koorenspoor binnen een zo helder mogelijk pedagogisch kader te werken. Dat doen wij vanuit een allesoverheersende kerngedachte: kinderen leren door geconcentreerd te spelen. Fysiek spel bevordert de motorische ontwikkeling, samenspel bevordert sociale en talige vaardigheden, fantasiespel bevordert cognitieve vaardigheden. Er is een kleine adder onder het gras: dit leereffect treedt uitsluitend op als kinderen geconcentreerd spelen en om geconcentreerd spelen mogelijk te maken, zijn twee zaken van groot belang: rust en emotionele veiligheid. Een kind moet zich lekker voelen in zijn omgeving.
Als kinderen op hoog niveau betrokken aan het spelen zijn,
zijn ze erg geconcentreerd (ze vergeten bijvoorbeeld de tijd) en vertonen ze
een sterke motivatie tot leren (ze vinden datgene waar ze mee bezig zijn
ontzettend leuk). Verschillende factoren kunnen deze spelbetrokkenheid
stimuleren: juffen/meesters/pedagogisch medewerkers, andere kinderen, de
omgeving waarin gespeeld wordt. Van volwassenen leren kinderen bijvoorbeeld
praten, zingen, dansen, luisteren, vertellen, zichzelf verzorgen, rituelen en
goede manieren. Van andere kinderen kunnen ze leren improviseren, communiceren,
imiteren. De omgeving kan uitnodigen tot geconcentreerd spelen als er een balans
is tussen stimulerende en rustige activiteiten, er voldoende uitdaging geboden
wordt voor alle type kinderen en/of leeftijden, de kinderen voldoende
bewegingsvrijheid hebben en er regelmatig iets wordt veranderd (waardoor de
kinderen nieuwsgierig blijven).
Van doorslaggevend belang is de rol van de juf, meester of
pedagogisch medewerker. Daarom werken wij met drie pedagogische posities
(ontwikkeld door de Vlaamse onderwijskundige Ferre Laevers): beschikbaar zijn, meespelen en leidinggeven. Onderzoek heeft
uitgewezen dat kinderen optimaal gesteund worden in het spelen als deze drie
posities afgewisseld worden. Omdat wij op de PACT-groepen met 1 juf, 2
pedagogisch medewerkers en 1 stagiaire werken, is het mogelijk de posities te
verdelen over de aanwezige professionals. Omdat wij met uitsluitend vrouwelijke
teams werken, beschrijf ik de houdingen hieronder vanuit een vrouwelijke juf of
pedagogisch medewerker.
Een beschikbare houding houdt in dat de leidster een vaste
plek in de buurt van de kinderen kiest en daar blijft: alle kinderen weten waar
zij is. Ze kijkt, luistert, maakt soms een opmerking, maar verstoort hun spel
niet met hard stemgebruik of complimenten. Het
initiatief ligt bij de kinderen. Deze pedagogische positie is voor veel
leidsters een grote uitdaging: ‘kijken en op je handen zitten’ staat haaks op
het regelen, rondlopen en redderen wat vaak de praktijk van de dag is. Toch is
het de moeite van het proberen meer dan waard: het effect van deze positie op
de kinderen is enorm. Kinderen hebben behoefte aan nabijheid en
beschikbaarheid: rondlopen maakt kinderen onrustig en heeft een sterk negatieve
invloed op de spelbetrokkenheid. Tijdens een van de gesprekken die we met de
leidsters van een proeftuin hebben gevoerd, lieten we een filmpje zien waarop
een aantal ‘zwervende’ kinderen te zien waren. Een pedagogisch medewerker ging
in de ruimte waarin de kinderen rondliepen op een bankje zitten en binnen
twintig seconden vormde zich een groepje kinderen om haar heen, die rustig met
een activiteit bezig gingen. De verbazing van de pm’er was groot; op het moment
zelf had ze zich niet gerealiseerd hoe merkbaar het effect van haar rust was.
Als een leidster kiest voor een meespelende houding, kan
zowel het kind als de leidster het initiatief nemen. De leidster speelt mee en
verrijkt het spel van het kind, maar neemt het spel niet over. Ze helpt
kinderen betrokken te worden door op een subtiele manier mede richting aan het
spel te geven door vragen te stellen en een adviserende rol aan te nemen. In de
praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een leidster kinderen ziet ‘picknicken’
en aanschuift om het spel te kunnen verdiepen (een foto van deze situatie is te
zien in het blog ‘Op bezoek in de klas!’). De derde pedagogische houding is die
van het geven van leiding: de leidster neemt op speelse wijze het initiatief.
Ze participeert actief in het spel, verrijkt en verdiept het, en breidt het uit.
Zo’n leidster begeleidt de kinderen bijvoorbeeld bij een knutselactiviteit. Ze
kan didactische doelen toevoegen, de woordenschat en materialenkennis van de
kinderen uitbreiden en een actieve interactie met de kinderen tot stand
brengen.
Leiding geven tijdens een creatieve activiteit
Een prachtig boek voor wie hier meer over wil lezen is het
boek Speels, liefdevol en vakkundig van
Elly Singer en Dorian de Haan.